Houten gevelbekleding is biobased en geliefd vanwege de natuurlijke uitstraling, duurzaamheid en circulaire potentie. Maar hoe zit het met de brandveiligheid? Bij Centrum Hout merken we, onder meer via de Houtinformatielijn, dat er hierover nog veel vragen leven bij architecten, aannemers en kwaliteitsborgers. Wanneer moet houten gevelbekleding voldoen aan brandklasse B of D volgens NEN-EN 13501-1? Wat mag zonder aanvullende testen? En hoe toon je aan dat de gevelopbouw voldoet aan de regels? In dit artikel zetten we de belangrijkste uitgangspunten op een rij.
De vereiste brandklasse van houten gevelbekleding volgens de nieuwbouweisen hangt af van de hoogte van het gebouw, de gebruiksfunctie, de plaats van de gevel en de risico’s in de omgeving. Bij gevels hoger dan 13 meter of binnen de eerste 2,5 meter boven het maaiveld van gebouwen met een verblijfsruimte hoger dan 5 meter, is brandklasse B verplicht. Dat geldt ook voor gevels die grenzen aan vluchtroutes of zich bevinden binnen vijf meter van een perceelgrens of een ander gebouw. In deze situaties is sprake van een verhoogd risico en gelden strengere eisen.
Voor overige gevels geldt volgens de nieuwbouweisen brandklasse D.
Daarnaast is brandklasse B verplicht voor gevelbekledingen op plaatsen waar sprake kan zijn van een brandoverslagtraject. Deze eis is noodzakelijk om de rekenmethode uit NEN 6068 te mogen toepassen. De verplichting geldt alleen voor het beschouwde traject, bijvoorbeeld bij woningscheidende wanden (zoals galerijen) of gevels tussen gevelopeningen die dicht naast of boven elkaar liggen.
Bij lagere gebouwen zonder verhoogd risico, zoals een vrijstaande woning van één of twee bouwlagen, is brandklasse D meestal voldoende. Toch vraagt ook dit om aandacht: bij gebouwen met slapende gebruikers zijn vaak meerdere brandcompartimenten aanwezig, waardoor NEN 6068 van toepassing is en brandklasse B alsnog vereist kan zijn.
Wie houten gevelbekleding toepast, moet voldoen aan de regels voor brandveiligheid uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Deze Nederlandse eisen sluiten aan op de Europese Construction Products Regulation (CPR), die bepaalt dat bouwproducten aan specifieke prestatie-eisen moeten voldoen, onder meer op het gebied van brandveiligheid.
Voor hout geldt de Europese productnorm EN 14915. Deze norm beschrijft hoe hout als gevelproduct wordt goedgekeurd en CE-gemarkeerd op de markt mag worden gebracht. De brandklasse (de reactie van het materiaal op vuur) wordt bepaald via EN 13501-1, de norm die vastlegt of een product bijvoorbeeld brandklasse D of B krijgt.
Afhankelijk van de toepassing kunnen extra eisen gelden vanuit NEN 6068 (brandoverslag) en NEN 6069 (branddoorslag). Deze zijn minder bekend, maar kunnen bepalend zijn voor geveldelen lager dan 2,5 meter of gevels die zich dicht bij andere gebouwen bevinden.
Omdat deze regels elkaar kunnen opstapelen, is het essentieel om vroegtijdig te bepalen welke eisen gelden. Zo voorkom je dat tijdens de bouw of kwaliteitsborging blijkt dat een oplossing niet voldoet aan de vereiste brandklasse.
Binnenkort worden de eisen in het Bbl bovendien verder aangescherpt. Voor hoge geveldelen van gebouwen met een slaapfunctie gelden dan strengere eisen: minimaal brandklasse A2 (met uitzonderingen) of een klassering binnen de gevelklassen volgens NPR 6999 (grote schaal geveltest).
Het gaat om:
a. Geveldelen boven 30 meter van gebouwen met een slaapfunctie voor verminderd zelfredzame personen (zoals zorgfuncties met bedgebied, celfuncties, wonen voor zorg en kinderopvang met bedgebied), waarbij niet alle aanwezigen kunnen vluchten via twee van de gevel afgeschermde trappenhuizen.
b. Geveldelen boven 50 meter van gebouwen met een slaapfunctie (woonfunctie, logiesfunctie en de functies onder a).
Houten gevelbekleding kan niet voldoen aan brandklasse A2 en moet daarom voor deze hoge geveldelen worden beoordeeld via een grote schaal geveltest.
Een belangrijk uitgangspunt bij het bepalen van de juiste brandklasse is het onderscheid tussen open en gesloten gevelsystemen.
Bij een gesloten gevelsysteem zijn de houten delen strak tegen elkaar gemonteerd, zonder open voegen. Er moet wel voldoende ventilatie zijn aan de boven- en onderzijde van de gevelbekleding. Als de architect in de detaillering voorkomt dat vlammen eenvoudig achter het gevelblad kunnen komen, is dit type systeem, mits goed aangesloten op gevelopeningen en andere bouwdelen, minder gevoelig voor brand- en rookontwikkeling.
Bij gesloten systemen kan gebruik worden gemaakt van de CWFT-regeling (Classification Without Further Testing), mits gekozen wordt voor massief, onbehandeld hout dat voldoet aan de voorwaarden van EU-verordening 2024/1399. Deze regeling maakt het mogelijk om zonder aanvullende testen aan te tonen dat de toepassing voldoet aan brandklasse D.
Dit mag alleen als het hout:
Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan de brandklasse worden onderbouwd met de CE-markering en de prestatieverklaring (DoP) van de leverancier, waarin staat dat het product voldoet aan brandklasse D volgens de geldende normen.
Houtsoorten die aan deze eisen voldoen, zijn onder meer Padoek, Iroko, Lariks, Louro Preto en Louro Gamela. Belangrijk: dit geldt uitsluitend voor volledig onbehandeld hout. Zodra er sprake is van een behandeling of modificatie (zoals een verfsysteem, verduurzaming of thermische/chemische modificatie) moet de gevelopbouw opnieuw worden getest. Alleen wanneer het systeem exact overeenkomt met wat in de DoP staat, is de toepassing toegestaan.
Een open gevelsysteem bevat daarentegen open voegen of dilatatievoegen die luchtcirculatie mogelijk maken. Dit beïnvloedt de brandreactie: in open gevels kan vuur zich sneller verspreiden en rook ontwikkelen. De oriëntatie van de houten delen, horizontaal of verticaal, heeft daarbij grote invloed op het brandgedrag. Daarom gelden voor open systemen strengere eisen. Je moet beschikken over een geldig testcertificaat waaruit blijkt dat de volledige toepassing, inclusief achterconstructie, isolatie, bevestiging en detaillering, is getest. Dit heet een end-use test. Alleen als jouw gevelopbouw exact overeenkomt met wat in de test is beoordeeld, mag je de bijbehorende brandklasse claimen**.
Een veelvoorkomend misverstand is dat alleen het hout getest hoeft te worden. In werkelijkheid telt de volledige gevelopbouw: het hout, de achterconstructie, de isolatie, de bevestiging én de detaillering. Elke afwijking, bijvoorbeeld een andere oriëntatie, voegbreedte of ondergrond, maakt de brandklasse ongeldig.
In de praktijk blijkt vooral de montage vaak de zwakke schakel. Zelfs met correct getest materiaal kan het misgaan door onvoldoende ventilatie, verkeerde bevestiging of onjuiste aansluitingen op andere bouwdelen. De uitvoering moet exact overeenkomen met wat getest is; afwijkingen kunnen leiden tot prestatieverlies, afkeuring of vertraging in het bouwproces.
In de praktijk wordt de verantwoordelijkheid voor brandveiligheid soms doorgeschoven. Aannemers verwijzen naar leveranciers, leveranciers naar ontwerpers. Toch is uiteindelijk de fabrikant juridisch verantwoordelijk voor de prestaties zoals vermeld in de DoP en het testcertificaat. De uitvoerende partij moet zorgen dat de toepassing overeenkomt met de geteste configuratie, en de kwaliteitsborger controleert of dat daadwerkelijk zo is.
Heldere afspraken, goede documentatie en zorgvuldige overdracht van informatie zijn daarom cruciaal om problemen in de uitvoering en toetsing te voorkomen.
Houten gevelbekleding is uitstekend en veilig toe te passen, mits de regels goed worden begrepen en gevolgd. Brandveiligheid vraagt om specifieke kennis, samenwerking en een correcte toepassing.
* Voor dit artikel is uitgegaan van de versie van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) die geldig is op 16 september 2025.
Daarnaast is op 20 augustus 2024 de Europese CWFT-regeling aangepast via Delegated Act (EU) 2024/1399. Sindsdien geldt dat alleen onbehandeld hout in gesloten systemen nog zonder aanvullende testen mag worden toegepast onder brandklasse D. Behandeld hout – bijvoorbeeld met een coating, lak of brandvertrager – moet altijd getest worden volgens de geldende normen.
** In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om ook bij open systemen gebruik te maken van de CWFT-regeling voor het producttype “Houten stroken”, zoals opgenomen in EU-verordening 2024/1399. Dit geldt alleen als volledig wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden – waaronder geometrie, ventilatieopening, bevestiging en toepassing in klasse D. In de praktijk is dit zelden haalbaar.
Dit artikel is het eerste deel van een reeks publicaties over houten gevelbekleding en brandveiligheid. De reeks heeft als doel om duidelijkheid te bieden over regelgeving, ontwerp en uitvoering, en om misverstanden in de markt weg te nemen. We willen laten zien dat het toepassen van houten gevelbekleding wél goed en veilig kan, mits je weet waar je op moet letten.
De artikelen zijn ontwikkeld in samenwerking met een klankbordgroep onder coördinatie van Centrum Hout. De inhoudelijke begeleiding ligt bij Samantha Schreuder (marketingmanager Centrum Hout) en Eric de Munck (adviseur gevels en brandveiligheid bij Centrum Hout).
De klankbordgroep bestaat uit:
De inhoudelijke toetsing van dit eerste artikel is gedaan door Bas Holleboom (SKH Wageningen) en Paul Hoondert (DGMR).